dinsdag 4 december 2012

5 Gedichten van Gerbrand Bredero.

SONNET,
op de droeve gheschiedenisse.
Ghy Minne-quiiners staackt u suff end’ kuerich mallen,  
V harteloose zorch, u vrye slaverny,
V bitter-soet verdriet, u wiise rasery,
V geyle dolle lust, en u moedtwillich dwalen.
Hoort dees vertaelder eens heel eygentlick verhalen
De droeve eynden van de sotte vryery,
Van eer-sucht, hoochmoedt, list, wraeck, ontrouw, Ialousy,
Tot spiegel, nut en lust, verduytscht in duytscher talen.
Wat grimmert zit daer gints en gluert met slings ghesicht?
’t Is Zoylus die erkauwt miin ongehavent dicht,
Daer tock’lend’ hy met stooct zyn laster-mont vol schanden:
Hy raest om dat ghy boocht van miin gheringhe kunst,
dees onverdiende eer (in danck miin vrienden gunst[)]
Veroorsaect my meer smaets van bitse snoo vyanden.
Het gedicht is een Sonnet en heet ‘op de droeve gheschiedenisse’.  Het gedicht gaat vooral over het aanstellen van de mensen op de wereld, terwijl het nog veel slechter kan. Dat de mensen zeuren om kleine dingen zoals liefdes verdriet, maar ondertussen wel vrijwillig gekozen hebben voor de slavernij.  Het gedicht is dus eigenlijk een ‘afstraffing’ voor de mens, zodat ze eens goed met beide benen op de grond komen te staan.
3.1  stijlfiguren
er is sprake van een opsomming in dit gedicht, wel vaker als één keer. Dit zie je bijvoorbeeld in het zinsdeel: ‘over eerzucht, hoogmoed, list, wraak, ontrouw, jaloezie’.  Ook is er sprake van een climax, alleen wel in kleine vorm. Het begint met ‘jullie, die lijden aan liefdes verdriet, hou op met dat domme en rare gedoe’. Vervolgens gaat dit over naar een opklimming van kracht en boosheid: ‘met jullie harteloze bezorgdheid, jullie vrijwillig verkozen slavernij’.
Er is duidelijk ook sprake van overdrijving, omdat de boosheid in dit gedicht sterk naar voren komt. Dit zorgt er dus ook voor dat er overdreven wordt om het aan te sterken. Dit zie je goed terug in het zinsdeel: ‘jullie bitter-zoet verdriet, jullie wijze krankzinnigheid’.
3.2 beeldspraak
van beeldspraak is er niet veel op te merken. Als ik dan toch iets moet zeggen, zou ik kiezen voor het deel: ‘ongepolijste dichtwerk’, omdat dichtwerk natuurlijk niet écht gepolijst kan zijn en bijvoorbeeld een steen wel.   
3.3 rijm
In dit gedicht is er geen sprake van rijm.
3.4 traditioneel of modern gedicht
Dit is een traditioneel gedicht, omdat er namelijk goed te zien is dat de regels ongeveer even lang zijn en er normaal gebruik wordt gemaakt van leestekens. Dit zijn de kenmerken van een traditioneel gedicht. Ook zijn de strofen van gelijke omvang.
3.5 soort gedicht naar de vorm
Dit gedicht is in de vorm van een sonnet. Dit zie je namelijk aan de 2 kwatrijnen in het begin en vervolgens 2 terzetten aan het einde. Hierbij is het gedicht ook 14 regels lang. Wel is er geen sprake van de rijm in mijn gedicht, waardoor dit dus gedeeltelijk gemoderniseerd is.
3.6 soort gedicht naar de inhoud
Dit gedicht is een zogenoemde hekeldicht. Dit zie je goed aan de tekst die vol spot verontwaardiging en haatgevoelens zit. Het gaat vooral om de mensen die zich egoistisch opstellen. Dus eigenlijk heeft hij het ook over zichzelf, maar in het algemeen ziet hij hoe het in de samenleving gaat. Hij spreekt dus vooral met hekel over gebeurtenissen en personen.
4.0 beoordeling
Ik vind vooral emotionele argumenten in dit gedicht voorkomen, omdat hij laat zien dat hij de mens verafschuwt van hun egoïsme. Zoals bijvoorbeeld: ‘Jullie, die lijden aan liefdesverdriet, hou op met dat domme en rare gedoe, met jullie harteloze bezorgdheid, jullie vrijwillig verkozen slavernij, ‘. Dit vind ik eigenlijk het duidelijkste zinnetje uit het gedicht en dit spreekt me eigenlijk ook het meest aan, omdat wat hij hier verteld, waarheid is. Wij doen altijd zielig over dingen die we niet hebben, maar vervolgens denken wij niet aan anderen die helemaal niets hebben.
Ook is er duidelijk een intentioneel argument, want de schrijver wil duidelijk aangeven dat de mens iets anders moet doen dan alleen aan zichzelf denken. Dat wij aan andere moeten denken. Hier zit dus duidelijk een boodschap in, alhoewel ik niet weet of dit met opzet is gedaan door de schrijver zelf.
Het realistische argument is er ook duidelijk in te vinden, omdat het een goed geloofwaardig gedicht is. Dit is namelijk niet alleen in die tijd voorgekomen, maar het komt nu nog steeds voor. Hierdoor kunnen mensen zichzelf nog steeds herkennen in het gedicht dat hij geschreven heeft.


Eenzaamheid is armoede
Wat baat u het bezit van landen en van steden
en 't prachtige gebouw vol dure kostbaarheden
waarin u woont, omringd door 'n prinselijke stoet,
wanneer u in uw bed 's nachts eenzaam slapen moet?

Wat baat die erezwerm van dames blank en blij
en 't vorstelijk gevolg van prinsen groot en vrij,
wat baat het dat een elk u als een God begroet,
wanneer u in uw bed 's nachts eenzaam slapen moet?

Wat baat het dat u geurt naar muskus en odeur
en dat de fijnste wijn uw konen siert met kleur
en dat u in uw jeugd leefde op dartele voet,
wanneer u in uw bed 's nachts eenzaam slapen moet?

Wat baat het dat u steeds uit gouden schalen eet
en dat u aan de dis de ereplaats bekleedt
en dat de lieve lust u kittelt, zacht en zoet,
wanneer u in uw bed 's nachts eenzaam slapen moet?

Wat baat het dat uw geest zo wijs is en geleerd
en dat de wereld u daarom bewonderend eert,
dat u onsterfelijk wordt, befaamd door nobel bloed,
wanneer u in uw bed 's nachts eenzaam slapen moet?

Ik wens geen groter schat dan mijn lief in mijn arm,
met haar beleef ik vreugd, naast haar slaap 'k zoet en warm.
U bent de armste mens, al bent u rijk aan goed
wanneer u in uw bed 's nachts eenzaam slapen moet!
Dit gedicht gaat duidelijk over dat men tevreden moet zijn met wat hij heeft. Wanneer iemand miljoenen euro’s heeft maar geen vrouw en kinderen, ben je minder gelukkig dan wanneer je 100 euro per maand hebt en de vreugde van je vrouw en kinderen hebt. In deze tijd wordt dit vaak vergeleken met: ‘beter arm en gezond, dan rijk en ziek’.
3.1 stijlfiguren
Ik vind dat er sprake is van een tegenstelling, omdat er steeds wordt gepraat over de rijkdom van een man, wanneer hij geen vrouw heeft. Je zou denken dat men dan gelukkig is, maar dit is niet zo.
In dit gedicht zie je ook duidelijk dat er herhaling in terug komt. Namelijk de zin: ‘wanneer u in uw bed ’s nachts eenzaam slapen moet?’. Ik vind dat deze zin het gedicht versterkt, omdat het vragen bij je oproept en je dus gaat nadenken.
Er is sprake van een retorische vraag, omdat deze vraag gesteld wordt, maar er geen antwoord op wordt verwacht. ‘wanneer u in uw bed ’s nachts eenzaam slapen moet?’.
3.2 beeldspraak
Er is geen beeldspraak in dit gedicht te vinden, omdat het eigenlijk allemaal letterlijk naar de persoon toe is geschreven.
 3.3 rijm
Er is in dit gedicht sprake van volrijm met het rijmschema: aa bb cc dd ee ff gg hh. Deze rijmvorm heet gepaard rijm.
3.4 traditioneel of modern gedicht
Hier is duidelijk sprake van een traditioneel gedicht, omdat de regellengtes even lang zijn, de strofen van gelijke omvang, de eindrijm via een bepaald schema en er normaal gebruik is van leestekens. Dit is goed terug te vinden in het gedicht.
3.5 soort gedicht naar de vorm
Ik denk dat dit gedicht een ballade is, omdat het verteld over liefdessmarten en het je doet nadenken over wat nou écht rijkdom is. Het gedicht heeft een eenvoudige versvorm waarbij het ‘tragische’ element naar boven komt, dat je ‘s nachts alleen slaapt.
3.6 soort gedicht naar de inhoud
Ik denk dat het soort gedicht naar de inhoud een lied is, omdat het een beknopte vorm heeft van uiting van gevoelens en gedachten. Je ziet goed hoe de schrijver over iets denkt en hoe hij zich hier bij voelt. De taal is niet moeilijk en goed te begrijpen.
4.0 beoordeling
Ik vind dat hier duidelijk emotionele argumenten in naar voor komen, omdat je goed ziet hoe de schrijver zich voelt in het gedicht. Waarschijnlijk is hij eenzaam omdat hij zelf geen vrouw heeft, of ziet in zijn omgeving, dat wanneer men een vrouw heeft en weinig geld, men gelukkiger is dan iemand met veel geld en geen gezin.
Ook vind ik het gedicht realistisch, omdat je in deze tijd nog steeds ziet dat het veel voorkomt wat in het gedicht beschreven wordt. Geld maakt niet gelukkig, een gezin doet dat. Je kan zo veel geld hebben als je wilt, maar een vrouw laat de man gelukkig voelen.
Een intentioneel argument is ook niet moeilijk te vinden. De schrijver wil duidelijk maken aan de mensen dat je gelukkig moet zijn wanneer je een vrouw hebt en kan rondkomen van het geld dat je hebt. Veel geld maakt niet gelukkig wanneer je geen gezin hebt of niets hebt om het aan uit te geven. Wat doe je wanneer je alles al hebt? En met wie deel je deze vreugde dan?


AANDACHTIG GEBED

O Levendige God! eeuwig, goed en almachtig,
Aanschouw meelijdelijk mij droeve en neerslachtig
Een uitgekweelde man van sobere gestalt;
Gedoog niet dat hem nu de wanhoop overvalt,
Die toch een vijand is van Hemelse genade,
Want zij mijn arme ziel zou eeuwelijke schaden.
Ontvang, O Heere! toch het zuiverst’ van mijn hert,
Geef dat mij mijne zond’ niet toegerekend werd.
Neem mij, die hier op aard’ als vreemdeling moest zwerven,
In ’s Hemels borgerij na een godzalig sterven.
Ach! dat uw lieve Zoon, met zijn onschuldig bloed,
Voor mij, kenschuldige, de borgtocht voldoet.
Och! ik ben uitgeteerd en ga met smart betreden
De algemene weg van d’ouwde lang verleden.
O Heer! ik kijve niet, noch hadder niet met u.
Het sterven is mij lief, is ‘t U behagelijk nu,
Want gij hebt mij gemaakt en moogt mij weer ontmaken,
Wanneer ’t u wel gevalt. O God! vóór alle zaken
Beveel ik u mijn Ziel, o Zaligmaker goed!
Ick geer geen ander vreugd, ik zoek geen ander zoet,
Geen ander blijdschap, ach! noch ook geen liever lusten,
Als bij de Bruidegom van mijne ziel te rusten.
Dit gedicht van gerbrand gaat vooral over het bidden naar god en hier blijkt dus ook gelijk uit dat hij gelovig is. Hij stelt zich in het gedicht zwak op naar god en laat zien dat hij veel zonde doet. Het is een gebed in de vorm van een gedicht.

3.1 stijlfiguren
Er is sprake van opsomming. Dit zie je in de regel: ‘eeuwig, goed en almachtig, aanschouw meelijdelijk mij droeve en neerslachtig’. Er is in dit gedicht ook duidelijk te zien dat er gebruik wordt gemaakt van een understatement, overdrijving. Hij overdrijft zijn gedicht heel erg en laat zichzelf nog lager dan laag beschrijven in het gedicht. Verder zijn er geen opmerkelijke stijlfiguren te vinden.

3.2 beeldspraak
Er is in dit gedicht weer geen beeldspraak aanwezig. Dit komt doordat het gedicht naar de heer  geschreven is en hij zichzelf in het gedicht niet neerzet in andere woorden.

3.3 rijm
Er is sprake van een eindrijm in dit gedicht met een rijm vorm AABB. Er is dus sprake van gepaard rijm.

3.4 traditioneel of modern gedicht
Ik denk dat het een traditioneel gedicht is in een modern jasje, omdat het geen strofen en versregels heeft van gelijk omvang. Maar wel weer een eindrijm en normaal gebruik van leestekens. Dus de strofen en regellengtes zijn modern en de rest is traditioneel.

3.5 soort gedicht naar vorm
Ik denk dat dit gedicht een ballade is, omdat er emoties naar voren komen. Hierbij wordt het tragische element naar boven gehaald.

3.6 soort gedicht naar de inhoud
Het is duidelijk een hymne, omdat het verheerlijking van een godheid is. Hierbij is dus de persoon de heer.

4.0 beoordeling
Ik vind het dat in het gedicht het gevoel van de schrijver goed naar voren komt, omdat hij laat zien hoe hij over god denkt en over hemzelf.
Ook vind ik dat het formuleren van het gedicht heel duidelijk is en ook herkenbaar. (ook al is het hier wel een beetje overdreven) dus een goed stilistisch argument.
De boodschap komt in het gedicht ook zeker goed naar voren. De schrijver laat zien dat hij naar god luistert en in god gelooft. Een intentioneel argument.

VAN DIEUWERTJES VRIJER

Dieuwer is verliefd (bij get)
Op zulk een reine vrijer:
Maar ze heeft er niet eens op gelet,
Hoe krom dat hij zijn benen zet,
Gelijk een kreup’le snijer.

Want als ze naar z’n aanzicht ziet,
Zij kan d'r niet uitkomen;
Zij weet dan van zichzelve niet.
Zij staat, wanneer haar dat geschiedt,
Al waar zij opgenomen.

Maar, Dieuwertje, je hebt jouw reden,
Die jou daartoe aandrijven,
Je kijkt naar zijn volmaakte leden,
Die ik van boven tot beneden
Naar ’t leven zal beschrijven.

Z’n haar dat is als zilver grijs,
Z’n aanzicht daar beneven
Dat is zo rond (wind-honds gewijs):
Is ‘t dat ik ‘t niet genoeg aanprijs,
Dat moet je mij vergeven.

Z’n voorhoofd is gebult zeer hoog,
Geen schilder zou ’t zo maken!
Daarbij heeft hij een linkeroog,
Dat is heel leep en zelden droog,
Omboord met rood scharlaken.

Daartoe heeft hij een grote neus
Vol paarlen en robijnen,
Op de manier van Heintje Peus.
Van kleur is die heel glorieus,
Meest in 't karmozijne.

Z’n kneveltjes staan hem zo schots,
Steil boven z’n prop’re mondje,
Die hij eerst stijfde met wat snots;
Nou kijkt hij door de haartjes, trots,
Net als een IJslands hondje.

Z’n lippen zijn vooral niet zwak
En zijn trompetterswangen,
Die staan zo stijf, zo straf, zo strak,
Men zou met zo een bullebak
Wel jonge duivels vangen.

Z’n kinnetje is zo welgedaan,
En was het niet vol puisten,
Men zou er kootjes van afslaan.
Maar is er iemand mee begaan,
Die sla ze plat met vuisten.

Het onze Dieuwer dan geen recht,
Dat zij legt al haar zinnen
Op deze prachtig mooie knecht?
Ik bid je (vrienden), dat je ‘t zegt,
Wie zou hem niet beminnen?

Want (zie) hij heeft maar één gebrek
Aan al z’n lijf en leden;
Wat meer is, ’t is een hoddebek,
Een lompe loer, een grote gek,
Van boven tot beneden.

Maar Dieuwer die is wijs en vroed,
Niet vleselijk of beestig,
Zij lieft z’n vlees niet of z’n bloed,
Maar z’is genegen tot z’n goed,
Bemint ze ’m dan niet geestig?

Dit is duidelijk een liefdes gedicht over iemand die een persoon leuk vind. Het gaat over dieuwertje die iemand leuk vind, maar qua uiterlijk er eigenlijk niet uit ziet. Het gedicht zegt dat het uiteindelijk niet om uiterlijk gaat: ’zij lieft z’n vlees niet of z’n bloed, maar z’is genegen tot z’n goed’, maar om het innerlijk en zijn gedrag.

3.1 stijlfiguren
Ik vind dat heir niet veel stijlfiguren in zitten, maar wel duidelijk overdrijving. De schrijver beschrijft de persoon erg lelijk en kraakt deze ook alleen maar af. Ik denk dat dit erg overdreven is.  Verder is er niet veel te zien aan stijlfiguren.

3.2 beeldspraak
Er is in het gedicht sprake van een metafoor, omdat er wordt gezegd: ‘Op zulk een reine vrijer’. Hier wordt een persoon in bedoeld, maar wordt niet genoemd.  Verder is er geen beeldspraak aanwezig.

3.3 rijm
Er is opnieuw sprake van eindrijm, maar het rijmschema is nu iets anders. Namelijk ABAAB. Ik weet niet hoe dit rijmschema heet. Ook is er sprake van klinkerrijm.

3.4 traditioneel of modern gedicht
Dit is typisch een traditioneel gedicht. De versregels zijn ongeveer zelfde regelmaat en de strofen zijn van gelijke omvang. De eindrijm is een bepaald schema en steeds hetzelfde. Ook zijn er genoeg leestekens gebruikt.

3.5 soort gedicht naar de vorm
Er is sprake van een ballade in dit gedicht. Emoties worden naar voren gebracht over de liefde. De versvorm is eenvoudig waar tragische elementen naar boven komen.

3.6 soort gedicht naar de inhoud
Dit is een hekeldicht, omdat er een persoon erg afgekraakt wordt waarbij spot, verontwaardiging en haatgevoelens in voor komen.

4.0 beoordeling
Opnieuw komt er veel gevoel in dit gedicht voor. De schrijver laat zien hoe een vreselijke jongen dit is. Maar toch komt er ook weer liefde in voor, omdat dieuwer niet om het uiterlijk boeit, maar juist om het innerlijk. Emotioneel argument.
Ook is er duidelijk een moreel argument, omdat het standpunt van de schrijver duidelijk is dat hij verbaasd is over het feit dat dieuwer op zo’n lelijke man valt. Maar toch vind hij het mooi dat ze op het innerlijk valt en niet op het uiterlijk.
Bij een intentioneel argument zie je goed wat de boodschap is. In dit gedicht is dit namelijk dat het niet uit maakt hoe jouw toekomstige man of vrouw eruit komt te zien. Als diegene maar lief is qua innerlijk.

Ik jaag en werd verjaagd

Jonkvrouwen, ’t is gedaan, ik kan niet meer verdragen
Uw weigeringen dreuts*, zo grillig als verkeerd.
Een ieder wil de haas in zijne strikken jagen
Maar ik werd overal verjaagd en niet begeerd.
Dit gedicht is klein maar toch vind ik hem leuk. Het gaat over de schrijver die maar geen vrouw kan vinden en waarbij geen één vrouw hem wilde als vriend of man.

3.1 stijlfiguren
Er is geen stijlfiguur. Misschien een beetje understatement, omdat zoals hij dit beschrijft, denk ik niet écht zo erg was. Zoals ze zeggen: ‘op elk potje past een dekseltje’.

3.2 beeldspraak
Er wordt hier gebruik gemaakt van een metafoor, omdat er wordt gezegt ‘een iedern wil de haas in zijne strikken jagen’. Hiermee wordt natuurlijk een man of vrouw bedoeld.

3.3 rijm
Er is hier weer sprake van een eindrijm met het rijmschema: ABAB. Dit is dus gekruiste rijm.

3.4 traditioneel of modern gedicht
Ik denk dat het een traditioneel gedicht is, omdat de regellengtes even lang zijn en er genoeg leestekens gebruikt worden. Ook is er sprake van een rijmschema, namelijk eindrijm ABAB.

3.5 soort gedicht naar de vorm
Dit gedicht is een kwatrijn, omdat het vier regels lang is en het levensbeschouwelijke inhoud heeft.

4.0 beoordeling
Ook in dit gedicht is het emotionele argument goed terug te vinden. Het gevoel komt sterk naar voren en de schrijver voelt zich minderwaardig.
Het standpunt van de schrijver is dus ook duidelijk dat hij zich niet goed genoeg voelt voor de vrouwen en dat hij niemand kan krijgen. Een moreel argument.
Ook is het een realistisch argument, omdat het vaak voorkomt dat mensen zich minderwaardig voelen waardoor ze niemand kunnen krijgen. Of denken dat ze lelijk zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten